donderdag, februari 23, 2006

Kanker

Bij mijn collega werd er twee jaar geleden borstkanker vastgesteld. Na een operatie en enkele chemotherapieën later was ze weer de oude. Tot twee weken geleden toen er weer een kanker werd vastgesteld in haar okselklieren. Deze werden twee jaar geleden bij de operatie uit voorzorg verwijderd, maar sommige van die klieren zijn zo klein dat men ze bij een operatie vaak niet ziet. En nu is in die klieren een lokale kanker vastgesteld. Dit betekent dat ze binnen enkele weken weer bestraald zal moeten worden en een weefseltest zal binnenkort uitmaken of er opnieuw een chemokuur moet komen.

Gans het kantoor is natuurlijk weer in shock. We zijn een klein kantoor van een tiental medewerkers, dus dat houdt in dat we in feite een kleine familie op zich zijn. Iedereen leeft dan ook enorm mee met onze collega. Zijzelf houdt zich kranig, maar we zien dat de slag van het nieuws van vandaag erger is dan twee jaar geleden is. Er lijkt namelijk helemaal geen einde te komen aan haar lijdensweg en niemand kan haar garanderen dat deze stralingskuur nu definitief de laatste zal zijn. En met die onzekerheid is ze vandaag nogmaals keihard geconfronteerd en de confrontatie is heel hard aangekomen. En vandaag werd ook duidelijk dat deze slag voor het eerst ook haar positieve ingesteldheid en wilskracht heeft aangetast.

Als collega begin je u wel een beetje ongemakkelijk te voelen. Durf je erover praten of zwijg je er beter over? Bovendien vertelt ze er misschien liever over tegenover een vrouw dan tegenover een man. Er dan maar heel voorzichtig eens achter gevraagd en ze vertelde meteen wel het verhaal maar ook met de boodschap dat ze niet echt wilt dat iedereen constant vraagt hoe het met haar is. Aan de andere kant is er ook ongemakkelijkheid bij haar aanwezig. Zo durfde ze het nieuws twee weken geleden niet tegen iedereen vertellen onder de middag en heeft ze het verhaal aan twee andere collega's verteld die de dag nadien het nieuws aan de anderen lieten lekken. Daarenboven voelt ze zich ook schuldig tegenover ons omdat wij nu haar werk misschien weer voor een paar weken moeten overnemen. Natuurlijk vertel je haar dat ze daar niet mee moet inzitten, maar ze vindt het toch vervelend.

Zelf ben ik deze avond ook al heel stil geweest en zit enorm aan haar te denken. Over hoe zij zich moet voelen? Hoe de onzekerheid aan haar moet knagen. Hoe ze zich schuldig zit te voelen omdat wij haar werk moeten overnemen. Hoe vervelend het moet zijn om het nieuws keer op keer aan vrienden en familie te moeten vertellen en met de feiten geconfronteerd te worden. Hoe het moet zijn om terug een slapeloze periode tegemoet te gaan. Zelf wil ik voor haar doen, maar wat? Ik ben nog een snotjong waar tegenover ze haar hart niet meteen zal luchten. Zelf kan ik haar pijn en onzekerheid niet overnemen omdat dat niet mogelijk is. Je kan niet iemands hoofd binnendringen en bepaalde gedachten blokkeren. Ik zal haar werk met veel plezier overnemen, dat is maar normaal en logisch dat ik dat doe. Maar toch ben ik bang dat ik net als twee jaar geleden een beetje anders zal zijn in haar omgeving. Een beetje minder de flauwe plezanterik die ik, vooral 's vrijdags, ben. En beetje meer voorzichtiger in woorden. En beetje meer onwenniger in de omgang.

Ik hoop dat dit écht de laatste fase van haar lijdensproces is. Het is een enorm sterke vrouw, maar elke mens heeft zijn grenzen. Ik hoop dat zij die grenzen niet moet leren kennen en dat ze die sterke vrouw kan blijven die altijd een positieve ingesteldheid had, ook al ging het eens mis. Ik hoop dat er na deze fase een dokter haar kan vertellen dat er weer een beetje meer zekerheid is dat de kanker nooit meer terug keert. Ik hoop dat ze terug gelukkig kan zijn en die geweldige collega mag blijven die ze altijd was. God, ik hoop dat alles goedkomt want ze verdient dit niet!